Woord voor Woord - gratis!

Woord voor Woord. Mondelinge vaardigheden NT2 voor analfabete beginners. Dat is de titel van het materiaal.


Er zijn 12 lessen uitgewerkt met als doel een eerste basiswoordenschat op te bouwen bij de echte beginners. Doordat analfabete taalmaatjes niet kunnen terugvallen op een geschreven vertaling in de eigen taal, zijn zij volledig afhankelijk van hun eigen geheugen, de taalcoach of de omgeving voor de broodnodige herhaling.
Bij Woord voor Woord zijn video's gemaakt die je taalmaatje zelf kan terug kijken waar en wanneer hij wil, om de geleerde woorden en zinnen nogmaals in herinnering te brengen. Omdat het video's zijn kunnen ze niet alleen het woord terug horen, maar ook terug zien.

Iedere les heeft een vaste opbouw volgens de TPR (Total Physical Response) methode.
Stap 1: Jij doet iets voor en vertelt wat je doet. Je taalmaatje kijkt en luistert alleen. Zo kan hij zich eerst concentreren op de betekenis van de woorden en zinnen, vertrouwd raken met de klanken, het ritme en de intonatie.

Stap 2: Jij gaat nu concrete opdrachten geven. Samen voert je de opdracht uit. Als dat goed gaat, laat je je taalmaatje de opdracht alleen uitvoeren. 'Sta op', 'Geef de pen aan', 'Vraag het boek van ...'. Zo worden de nieuwe woorden en zinnen verwerkt en ingeprent.

Stap 3: Vraag en Antwoord. Jij stelt vragen die gericht zijn op begrip - heeft je taalmaatje de woorden en zinnen begrepen? 'Ben ik cursist?' 'Is de computer aan of uit?' 'Drink ik kaas?' Antwoorden mogen kort zijn in het begin. Stimuleer zo snel mogelijk dat ze in hele zinnen antwoorden want zo oefenen ze alvast grammatica en woord volgorde.

Op bladzijde 8 van de docentenhandleiding staan een aantal nuttige didactische aanwijzingen zoals

  • Herhaal, herhaal, herhaal
  • Probeer vooral de woorden te gebruiken van de les (en niet meer dan die).
  • Gebruik zoveel mogelijk concrete voorwerpen. Als je iets tastbaars hebt, dan gebruik je een extra zintuig en versterk je daarmee het geheugen. Woorden horen, zien en voelen/uitvoeren = 3 zintuigen.


Op bladzijde 10 en 11 van de docentenhandleiding worden een aantal oefeningen beschreven die je kunt doen om voor wat afwisseling te zorgen in de les.

  • Woorden tellen (hoeveel woorden hoor je in deze zin)
  • Voor- en nazeggen van zinnen (over het dagelijks leven met gebruik van back-chaining)
  • Wat doe ik? (jij doet iets voor, je taalmaatje zegt wat je doet. 'Jij zit, jij schrijft, jij pakt'.
  • Lok een woord uit. Laat een woord weg in de zin - kan je taalmaatje die invullen?
  • 123 zo maak je een zin: Persoon - Werkwoord - De rest. (Leg 3 kaartjes in verschillende kleuren op tafel waarop staan afgebeeld een poppetje, de letters WW en enkele stippen '...'. Maak nu zinnen adhv deze indeling. 'Ik loop naar de deur', 'Jij zit op de stoel')
  • Verwarring zaaien (doe of zeg het opzettelijk fout en laat je corrigeren)
  • Geef door! (voorwerpen pakken, benoemen, doorgeven)
  • Hakken en plakken (eenvoudige woorden in klanken verdelen. 'heet, ben, zit, sta, loop, naam, deur' etc.)
  • Memory


Nog even alle links op een rijtje:
De docentenhandleiding
De video's (youtube)
De woorden en zinnen van elke les (transcriptie video's)