SpreekTaal - gratis!

SpreekTaal is materiaal voor vrijwilligers die anderstaligen (van niveau 0 tot A1+) ondersteunen bij het beter Nederlands leren spreken. Dit unieke materiaal is laagdrempelig, eenvoudig te gebruiken door vrijwilligers en uitgebreid getest in de praktijk. Het is geschikt voor alle beginnende sprekers van het Nederlands: van laag- tot hoogopgeleid, voor geletterd, laaggeletterde en analfabete leerders, voor mannen en vrouwen.


SpreekTaal bestaat uit vijftien modules (thema’s) zoals 'Spreken over jezelf', 'Bellen', 'Dag en Tijd', 'Eten en Drinken', 'Familie en Vrienden', 'Geld', 'Gezondheid', 'Reizen', 'Wonen', 'Werk' etc.
Ik ben er heel enthousiast over.

Zoals de titel al doet vermoeden richt SpreekTaal zich alleen op gesproken taal. Lezen, schrijven, grammatica en klanken worden niet behandeld.

Elk thema nummer van SpreekTaal volgt deze opbouw:

Voorbereiding
Je introduceert de thema. Je vraagt wat iemand er al over weet. Nieuwe kennis wordt het beste onthouden als het aan bestaande kennis kan worden 'gehangen', net als jassen aan een kapstok. Door even kort bij het thema stil te staan heeft je taalmaatje de kans om de juiste (relevante) kapstok naar voren te halen waaraan hij of zij vervolgens de nieuwe woorden en zinnen kan 'hangen'.

Stap 1: Aanbod
Je biedt je taalmaatje woorden en zinnen aan. Ze kunnen naar audio opnamen luisteren of naar jou terwijl je voorleest of iets vertelt. Mensen begrijpen vaak veel meer dan wij denken!

Stap 2: Bouwstenen
Hier oefen je met het eigen maken (beter begrijpen) van de aangeboden woorden en zinnen. Hoe worden ze uitgesproken? Waar leg je het accent? Wanneer kies je een bepaald woord? De woorden en zinnen worden in een context geplaatst. Welke woorden horen bij elkaar of juist niet? Wat zou je hier invullen?

Stap 3: Gestuurde communicatie
Je oefent samen met je taalmaatje het gebruik van de woorden en zinnen. De gesprekken worden gestuurd door gerichte vragen.

Stap 4: Vrije productie
Je stimuleert je taalmaatje om zelf iets te vertellen. Om de woorden en zinnen te gebruiken uit eigen beweging. Je prikkelt de fantasie.


Taal leren is een cyclisch proces - je bouwt laag op laag op laag.

In het begin kan het best zijn dat je taalmaatje niet zoveel weet en het materiaal best wat hoog gegrepen lijkt. Maar wanneer je het materiaal helemaal samen doorloopt (blijf vooral niet bij een onderdeel hangen totdat het perfect gaat) en daarna een tweede maal herhaalt, merk je dat je taalmaatje al heel wat woorden en zinnen heeft opgepikt. De tweede ronde gaat al een stuk makkelijker. Dat werkt ook motiverend voor je taalmaatje - zie je wel, ik kan al best veel!

SpreekTaal heeft 2 reeksen. SpreekTaal 1 is gericht op anderstaligen met niveau A0 en werkt toe naar niveau A1/A1+. SpreekTaal 2 is bedoeld voor anderstaligen met niveau A1/A1+ en werkt toe naar niveau A2. De werkwijze van SpreekTaal 2 is hetzelfde als SpreekTaal 1. Ook SpreekTaal 2 is uitvoerig getest door taalcoaches en anderstaligen.

Het is gratis te downloaden via Het Begint met Taal. Zeer de moeite waard om eens uit te proberen.

Woord voor Woord - gratis!

Woord voor Woord. Mondelinge vaardigheden NT2 voor analfabete beginners. Dat is de titel van het materiaal.


Er zijn 12 lessen uitgewerkt met als doel een eerste basiswoordenschat op te bouwen bij de echte beginners. Doordat analfabete taalmaatjes niet kunnen terugvallen op een geschreven vertaling in de eigen taal, zijn zij volledig afhankelijk van hun eigen geheugen, de taalcoach of de omgeving voor de broodnodige herhaling.
Bij Woord voor Woord zijn video's gemaakt die je taalmaatje zelf kan terug kijken waar en wanneer hij wil, om de geleerde woorden en zinnen nogmaals in herinnering te brengen. Omdat het video's zijn kunnen ze niet alleen het woord terug horen, maar ook terug zien.

Iedere les heeft een vaste opbouw volgens de TPR (Total Physical Response) methode.
Stap 1: Jij doet iets voor en vertelt wat je doet. Je taalmaatje kijkt en luistert alleen. Zo kan hij zich eerst concentreren op de betekenis van de woorden en zinnen, vertrouwd raken met de klanken, het ritme en de intonatie.

Stap 2: Jij gaat nu concrete opdrachten geven. Samen voert je de opdracht uit. Als dat goed gaat, laat je je taalmaatje de opdracht alleen uitvoeren. 'Sta op', 'Geef de pen aan', 'Vraag het boek van ...'. Zo worden de nieuwe woorden en zinnen verwerkt en ingeprent.

Stap 3: Vraag en Antwoord. Jij stelt vragen die gericht zijn op begrip - heeft je taalmaatje de woorden en zinnen begrepen? 'Ben ik cursist?' 'Is de computer aan of uit?' 'Drink ik kaas?' Antwoorden mogen kort zijn in het begin. Stimuleer zo snel mogelijk dat ze in hele zinnen antwoorden want zo oefenen ze alvast grammatica en woord volgorde.

Op bladzijde 8 van de docentenhandleiding staan een aantal nuttige didactische aanwijzingen zoals

  • Herhaal, herhaal, herhaal
  • Probeer vooral de woorden te gebruiken van de les (en niet meer dan die).
  • Gebruik zoveel mogelijk concrete voorwerpen. Als je iets tastbaars hebt, dan gebruik je een extra zintuig en versterk je daarmee het geheugen. Woorden horen, zien en voelen/uitvoeren = 3 zintuigen.


Op bladzijde 10 en 11 van de docentenhandleiding worden een aantal oefeningen beschreven die je kunt doen om voor wat afwisseling te zorgen in de les.

  • Woorden tellen (hoeveel woorden hoor je in deze zin)
  • Voor- en nazeggen van zinnen (over het dagelijks leven met gebruik van back-chaining)
  • Wat doe ik? (jij doet iets voor, je taalmaatje zegt wat je doet. 'Jij zit, jij schrijft, jij pakt'.
  • Lok een woord uit. Laat een woord weg in de zin - kan je taalmaatje die invullen?
  • 123 zo maak je een zin: Persoon - Werkwoord - De rest. (Leg 3 kaartjes in verschillende kleuren op tafel waarop staan afgebeeld een poppetje, de letters WW en enkele stippen '...'. Maak nu zinnen adhv deze indeling. 'Ik loop naar de deur', 'Jij zit op de stoel')
  • Verwarring zaaien (doe of zeg het opzettelijk fout en laat je corrigeren)
  • Geef door! (voorwerpen pakken, benoemen, doorgeven)
  • Hakken en plakken (eenvoudige woorden in klanken verdelen. 'heet, ben, zit, sta, loop, naam, deur' etc.)
  • Memory


Nog even alle links op een rijtje:
De docentenhandleiding
De video's (youtube)
De woorden en zinnen van elke les (transcriptie video's)

Handige lijst met materiaal en links

Per toeval stuitte ik op deze zeer(!) handige lijst met materiaal en links voor taalcoaches, gemaakt door Het Begint met Taal.


Klik hier om de lijst (PDF) te zien.

Een lijst met websites is altijd een momentopname en daarom nooit volledig.
De criteria voor deze lijst waren:

  • De websites zijn gratis toegankelijk;
  • Ze zijn speciaal gemaakt voor Nt2-leerders of hebben bewezen goed bruikbaar te zijn voor deze doelgroep
  • Ze zijn up-to-date en worden regelmatig onderhouden door (semi)professionals.


Wat vind je op de lijst

  1. Online oefenen: websites waarmee je rechtstreeks op de computer de Nederlandse taal kunt oefenen en sites waarmee je woorden kunt vertalen en leren.
  2. Downloaden: websites waar je materiaal kunt downloaden. Je kunt er mee werken op papier als je het materiaal eenmaal hebt geprint.
  3. Inburgeraars en Staatsexamen NT2
  4. Extra informatie: websites met informatie over o.a. het staatsexamen, Nederlandse geschiedenis, landen van herkomst, naturalisatie, vrijwilligerswerk en Het Begint met Taal.
  5. Materiaal (op papier): materiaal dat leuk/handig/zinvol is bij de taalondersteuning. 

Taal niveaus

NT2 staat voor Nederlands als tweede taal leren, in Nederland.

Een taal kun je op verschillende niveaus beheersen. In Europees verband zijn een aantal taalniveaus afgesproken. Dit zijn (Bron: UVAtalen.nl):


Eindniveau A - Basisgebruiker
A0 - Een absolute beginner.

A1
  • Kan vertrouwde dagelijkse uitdrukkingen en basiszinnen, gericht op concrete behoeften, begrijpen en gebruiken. 
  • Kan zichzelf aan anderen voorstellen en kan vragen stellen en beantwoorden over persoonlijke gegevens zoals waar hij/zij woont, mensen die hij/zij kent en dingen die hij/zij bezit. 
  • Kan op een simpele wijze reageren, aangenomen dat de andere persoon langzaam en duidelijk praat en bereid is om te helpen.
    A2 - het niveau waarop het inburgeringsexamen plaatsvindt.
    • Kan zinnen en regelmatig voorkomende uitdrukkingen begrijpen die verband hebben met zaken van direct belang (bijvoorbeeld persoonsgegevens, familie, winkelen, plaatselijke geografie, werk). 
    • Kan communiceren in simpele en alledaagse taken die in eenvoudige bewoordingen aspecten van de eigen achtergrond, de onmiddellijke omgeving en kwesties op het gebied van diverse behoeften beschrijven.

    Eindniveau B - Onafhankelijk gebruiker
    B1 - het niveau van Staatsexamen I. Dit niveau heb je minimaal nodig om een opleiding te doen of betaald werk te vinden.
      • Kan de belangrijkste punten begrijpen uit duidelijke standaardteksten over vertrouwde zaken die regelmatig voorkomen op het werk, op school en in de vrije tijd. 
      • Kan zich redden in de meeste situaties die kunnen optreden tijdens het reizen in gebieden waar de betreffende taal wordt gesproken. 
      • Kan een eenvoudige lopende tekst produceren over onderwerpen die vertrouwd of die van persoonlijk belang zijn. 
      • Kan een beschrijving geven van ervaringen en gebeurtenissen, dromen, verwachtingen en ambities en kan kort redenen en verklaringen geven voor meningen en plannen.
      B2 - het niveau van Staatsexamen II.
      • Kan de hoofdgedachte van een ingewikkelde tekst begrijpen, zowel over concrete als over abstracte onderwerpen, met inbegrip van technische besprekingen in het eigen vakgebied. 
      • Kan zo vloeiend en spontaan reageren dat een normale uitwisseling met moedertaalsprekers mogelijk is zonder dat dit voor een van de partijen inspanningen met zich meebrengt. 
      • Kan duidelijke, gedetailleerde teksten produceren over een breed scala van onderwerpen; kan een standpunt over een actuele kwestie uiteenzetten en daarbij ingaan op de voor- en nadelen van diverse opties.

      Eindniveau C - Vaardig gebruiker
      C1
      • Kan een uitgebreid scala van veeleisende, lange teksten begrijpen en de impliciete betekenis herkennen. 
      • Kan zichzelf vloeiend en spontaan uitdrukken zonder daarvoor aantoonbaar naar uitdrukkingen te moeten zoeken. 
      • Kan flexibel en effectief met taal omgaan ten behoeve van sociale, academische en beroepsmatige doeleinden. 
      • Kan een duidelijke, goed gestructureerde en gedetailleerde tekst over complexe onderwerpen produceren en daarbij gebruikmaken van organisatorische structuren en verbindingswoorden.
      C2
      • Kan vrijwel alles wat hij hoort of leest gemakkelijk begrijpen. 
      • Kan informatie die afkomstig is van verschillende gesproken en geschreven bronnen samenvatten, argumenteren reconstrueren en hiervan samenhangend verslag doen. 
      • Kan zichzelf spontaan, vloeiend en precies uitdrukken en kan hierbij fijne nuances in betekenis, zelfs in complexere situaties onderscheiden. 
      • Dit is het taalniveau van een hoog opgeleide near-native speaker. (In het Europees Referentiekader wordt dit niveau niet verder uitgewerkt.)

      Behalve deze niveaus, zijn er nog 2 andere groepen: Laaggeletterden en Analfabeten. Bij deze 2 groepen is het niveau van begrijpen en spreken vaak veel hoger dan het niveau van lezen en schrijven.

      De term Laaggeletterd wordt gebruikt voor mensen die grote moeite hebben met lezen en schrijven. Zij zijn niet in staat gedrukte of geschreven informatie te gebruiken en kunnen hierdoor minder goed functioneren in de samenleving, thuis en op het werk.
      1 op de 9 Nederlanders tussen 16-65 jaar is laaggeletterd. Van alle laaggetterden is 65% autochtoon. (Bron: Lezen en Schrijven.nl)

      De term Analfabeet wordt gebruikt voor mensen die helemaal niet kunnen lezen of schrijven.
      In Nederland zijn ongeveer 250,000 mensen analfabeet.


      Nog meer informatie over de verschillende taal niveaus, uitgesplitst in begrijpen, spreken en schrijven? Hieronder een overzicht van LeCrayon.be.